Boekje: 6. De grootste hobbel

Share

Hoofdstuk 6

De grootste hobbel, God bestaat, was achter de rug, maar er volgde meteen een nieuwe: Jezus stierf voor mijn zonden.

Een uitleg als hieronder kon ik maar niet snappen.

  • De schepping was perfect. Ook de eerste twee mensen.
  • Ze hadden een vrije wil en lieten zich verleiden tot zonde.
  • Alle anderen daarna ook. Niemand was meer perfect.
  • God is rechtvaardig, Hij moest ertegen optreden.
  • God is ook liefde. Daarom bedacht Hij een reddingsplan:
  • Jezus moest onze straf dragen: dood door kruisiging.
  • Na die straf was de relatie tussen God en mens hersteld.
  • Opstanding en hemelvaart zijn daarvan de tekenen.
  • Voor hen wacht eeuwig leven bij God.
  • God wil redding voor iedereen: het is nog genadetijd.
  • Wie daarna nog niet verzoend is, wacht veroordeelding.

Een jaar lang bleef ik ermee worstelen. Ik wil je er een indruk van geven.
De blauwe teksten zijn mijn foute antwoorden.

Hoeveel straf verdienen we?

  • Is Jezus voor mijn zonden gestorven? Dat is overdreven; ik had hoogstens een flink pak slaag verdiend.
  • Is Jezus voor onze zonden gestorven? Dan hadden er meer Jezussen moeten sterven, alleen al gezien het aantal moorden.

Jezus zei van zichzelf: Ik ben de Zoon van God, ik ben God, de weg, de waarheid en het leven. Niemand komt tot de Vader dan door Mij, wie Mij kent, kent de Vader.

  • Is Jezus schepper of opschepper?

Jezus was door de Vader naar de aarde gezonden. Hij werd verraden, veroordeeld en gehangen aan een kruis.
Wilde Hij zelf wel? Was hij offer of slachtoffer?

God de Vader: liefdevol en rechtvaardig, of toch niet?

  • Aan de zonde van Adam en Eva heb ik toch geen schuld! Waarom veroordeelt God me dan? Waarom kon God ons niet gewoon vergeven? Is dat niet hoogstaander dan straffen?
  • God bezorgt me een schuldcomplex: als Jezus stierf voor mijn zonden, heb Ik Hem vermoord. Als ik iets ernstig fout doe, vind ik het redelijk dat God me straft, zelfs als het mijn dood wordt. Het is onjuist om Jezus op te laten draaien voor mijn straf.
  • Je zal maar een vader hebben die je de dood in jaagt.
  • God de Vader offerde zijn Zoon uit liefde voor mensen. Is dat het toppunt van liefde? Nee, want God heeft Hem niet lang gemist. Jezus was in no time weer bij Hem.

Wil je de echte antwoorden, ga dan op zoek. Wie zoekt zal vinden.
Om je op weg te helpen:

  • God rekent wat jij deed Christus toe.
  • Wat Christus deed rekent Hij jou toe.

 

 

Toen ik eenmaal begreep hoe het wél zat, was ik niet dankbaar voor wat Jezus voor ons deed, zoals anderen dat wél waren. “Waarom nou niet?” Het antwoord kwam toen ik las:

“Ook als jij de eerste en de enige zondaar ter wereld was,
zou Jezus voor jou aan het Kruis zijn gegaan.”

Ik besefte dat ik de kruisdood had gezien als een cadeau voor de grijze massa en dus niet specifiek voor mij. Maar Jezus heeft geen mensenmenigte lief, maar jou en mij persoonlijk. Hij kent ons bij naam en toenaam.

Ik kwam steeds meer “uit de kast” met mijn nieuwe identiteit, hoewel met schroom. Ik schaamde me zelfs in de christelijke boekhandel tegenover de christen achter de kassa.

kerkNa verloop van tijd had ik een flink aantal kerken van binnen gezien. Maar hoe bepaal je wat de kerk zal zijn waar je blijvend naar toe wilt? Goede criteria waren lastig te vinden en ik had weinig inzicht in theologische verschillen. Ik koos voor een kerk waar ik me thuis voelde, waar men warm liep voor het evangelie, waar een goede prediking was, waar men de jeugd wist vast te houden, waar het vrolijk was.

Daar zat ik dan, te midden van christenen. Vaak ging dat prima, maar soms bekroop mij, net als vroeger bij het EO-kijken, een gevoel van vervreemding. Bijvoorbeeld als men sprak van een verband tussen zonde en dood of als men dingen heel anders duidde dan ik gewend was. Ik keek ook vreemd op van de manier waarop – in allerlei kerken – over ongelovigen werd gesproken. Het zal niet beledigend bedoeld zijn, maar het kwam wel zo over. Dat raakte me: “Als je aan ongelovigen komt, kom je aan mij”. Toch was dat niet onoverkomelijk. Ik ging me thuis voelen in de kerk. En daarmee bedoel ik niet het gebouw, maar de mensen.

Nu weer even een anekdote. Deze sluit aan bij de vorige, dat verhaal over mijn sollicitatie in Hilversum. Door toeval (?) werd ik door de EO uitgenodigd om met enkele anderen voor de radio te praten over “tot geloof komen”. Dus reisde ik af naar het EO-gebouw. Bij het hek bleef ik staan en keek naar binnen, net als 25 jaar geleden. Ik had toen naar de aapjes staan kijken. Nu was ik zelf zo’n aapje!

Maar dan wel een aapje met twijfels, want na de hobbels “God” en “Kruisdood” volgden er weer nieuwe.

te nemen hobbels

Ik verlangde wel eens terug naar de “duizend” procent zekerheid die ik als atheïst had. Zo overtuigd was ik niet van het geloof.

Toch was het atheïsme een jas geworden die niet meer paste. Ik kón er niet meer naar terug, want God was een niet te ontkennen realiteit geworden. Ik wilde ook niet meer terug: “De Here Jezus de rug toe draaien? Dat nooit!” Dan maar doorgaan met lezen, want er waren nog zoveel vragen die om een antwoord schreeuwden. Mijn kasten vulden zich met boeken die een poging deden het geloof te verdedigen. Vele daarvan overtuigden me niet. Ik was dankbaar voor elke zin die me verder hielp. Ik ging een cursus volgen bij een bijbelschool. Ook langs die weg kwam ik verder.

Gevoel en verstand kropen tergend langzaam naar elkaar toe.Het heeft ruim zeven jaar geduurd voordat ik volmondig kon zeggen: “Ik geloof!”. Pas toen voelde ik me klaar voor de doop.

Misschien vraag je je af waarom ik nu geloof wat ik vroeger niet geloven kón. Het antwoord is:

Geloof heeft trekjes van verliefdheid.

it's cool to love JesusAls je verliefd bent, neem je de pukkel op de rug van je partner voor lief. Als je van Jezus houdt, wil je van harte aannemen dat Zijn uitspraken waar zijn. Ik kan me niet voorstellen dat er leugens over zijn lippen zouden komen.

Ik wil ook van harte aannemen dat de Bijbel Gods Woord is. Dus de waarheid. De basishouding waarmee ik de Bijbel lees, is een houding van vertrouwen geworden.

Terug naar inhoudsopgave

Verder met hoofdstuk 7: Raadsel opgelost